De opkomst van Andrej Zvjagintsev

Sep 27, 2017
Loveless
Loveless

Op 27 september begint de officiële vertoning van ‘Loveless’ (Juryprijs Cannes) van Andrej Zvjagnitsev in de Belgische bioscopen en vanaf 5 oktober – in Nederland. Wat betekent deze film voor het publiek en vooral voor de Russen? Spasibo publiceert de belangrijkste fragmenten uit het essay van de onafhankelijke Russische filmcriticus Maria Kuvshinova.

‘Het is een paradox die onze gemondialiseerde wereld kenmerkt: aan de ene kant heb je de “Russische hackers”, “de Russische spion Donald Trump” en “de Russische agent Marine Le Pen”. Zij maken allen deel uit van het interne debat van hun land en worden niet beïnvloed door Rusland. Aan de andere kant hebben onze kleine grapjes wel hun effect, en daarom niet per se allemaal negatief.

Uiteraard is er van een monolithisch Westen geen sprake, maar wel van een mediasfeer, een algemene indruk. Europa is een ander geval, maar de opkomst van “een” Rusland in de Amerikaanse media (wat in 2014 begon met de Olympische Spelen in Sochi en Pussy Riot), heeft ertoe geleid dat dat bovengeschikt was boven andere ontwikkelingen of trends. Sinds 1991 had men immers slechts weinig over dat Rusland gehoord. (…)

Grote uitgeverijen tonen heel wat interesse voor Ruslandgerelateerde onderwerpen die de grens van politiek en cultuur aansnijden: The New York Times wijdde bijvoorbeeld een lang artikel aan het conflict tussen filmregisseur Aleksej Uchitel’ en lid van de doema (en voormalig regionaal procureur van de Republiek van de Krim) Natalja Poklonskaja.

Maar dit zijn slechts individuele pogingen om de krantenkoppen te halen in het huidige intellectuele landschap. Het algemene standpunt van Amerika tegenover Rusland is eerder af te leiden uit de sketches op NBC’s Saturday Night Live, waar Poetin – halfnaakt met een kruis rondom zijn nek – tevoorschijn komt en waar zijn jeugdvrienden traditionele bonten mutsen dragen. Ook de fantastische Kate McKinnon verschijnt op de bühne, in slonzige kleren en een hoofddoek, als “Olya Povlatsky” (…).

Dit soort sketches bereiken ons nu en dan en worden door liefhebbers zelfs vertaald. Maar we moeten begrijpen dat ze niet beledigend zijn: ze zorgen voor een algemene SNL-context waar er met alles en iedereen gelachen wordt. De show is een grootschalig project dat voornamelijk gericht is op de alledaagse tegenstrijdigheden. (…) Zoals Olya Povlatsky het zelf verwoordt: “Wat heeft Rusland eigenlijk te exporteren afgezien van sneeuw en homofobie?”

Het enthousiasme dat de perestrojka met zich meebracht is al lang vergane glorie. We kunnen niet spreken van een succesvolle integratie in civilisatie. Rusland, dat oprijst uit de golven van de nieuwsmedia, wordt meer en meer gezien als een vijandige anti-wereld – wat ons ineen doet krimpen, maar ons toch dwingt om ernaar te staren.

Daar is niets nieuws aan: Thomas Mann keek op exact dezelfde manier naar Rusland toen hij schreef over Oost-Europa met gemengde gevoelens van roes en afschuw. Enerzijds heb je ordinaire studenten die niet eens ondergoed droegen; anderzijds waren er de “licht Aziatische ogen” van Clawdia Chauchat. Aan de ene kant heb je wodka, gezouten augurken en goedkope sigaretten. Aan de andere kant heb je Poesjkin, Gogol, Dostojevski, Leskov, Tolstoj en “de heilige Russische literatuur”.

Maria Kuvshinova, filmcriticus, redacteur van leidende Russische filmtijdschrijften, auteur van de biografie 'Balabanov' (2013) en van de cursus 'Film als een visuele code' (2015) © Ksenia Samarina
Maria Kuvshinova,
filmcriticus, redacteur van leidende Russische filmtijdschrijften, auteur van de biografie ‘Balabanov’ (2013) en van de cursus ‘Film als een visuele code’ (2015) © Ksenia Samarina

Het fenomeen van Andrej Zvjagintsev is hieraan verbonden.

De val van het grootse “Sovjet-project” maakte de Russische cultuur bekrompen en verdoemde bepaalde percepties ervan tot de nationale stereotypes. Een groot filmfestival is een soort etalage die steeds ook een marktkraam verbergt. Elke ambitieuze auteur van buiten de grote centra moet in staat zijn zijn of haar achtergrond te verkopen zonder het internationale publiek daarbij teleur te stellen. Daar is niets mis mee: een oppervlakkige blik, waarbij onnodige details en verantwoording genegeerd worden, kan nu eenmaal af en toe de juiste zijn. Diegene die tot de top behoren in ons millennium zijn, naast Zvjagintsev, Paolo Sorrentino en Yorgos Lanthimos, die erin geslaagd zijn hun specifieke nationale elementen over te brengen om zo niet alleen een onafhankelijke stem en internationale financiering te verkrijgen, maar ook Amerikaanse, Britse en Franse sterren aan te trekken. Hoe dan ook had Sorrentino – terwijl Lanthimos met zijn filosofische concepten van Griekenland naar Londen getrokken was – de Italiaanse cinema, ingebed in de Europese markt, achter zich.

Wanneer een filmregisseur niemand achter zich heeft of van niemand steun krijgt, is het moeilijk om een zekere mate van auteurschap te bereiken. Het gebroken humanisme en de individuele stijl van echte Russische artiesten zoals Aleksej Balabanov en Aleksandr Mindadze zijn volledig vervangbaar of slechts een formele vereiste (Balabanov, op wiens grafsteen ‘regisseur en lid van de Europese Filmacademie’ te lezen staat, was erg gekwetst toen hij ontdekte dat hij niet toegelaten werd tot de Academie voor zijn werk, maar om de quota te halen).

De enige meester die werd toegelaten was de kersverse winnaar van een eerbare oscar, Aleksandr Sokoerov, die in het Frans met Fransen over de Franse collaboratie tijdens de oorlog sprak in zijn “Francofonia” en die staande ovaties altijd kreeg. Hij had zijn recht echter al lang geleden verdiend en teerde nog steeds op de energie die de percepties van de perestrojka met zich meebracht.

Al de rest, zelfs regisseur Kirill Serebrennikov, die in heel Europa theaterproducties ten tonele bracht, worden op filmfestivals als tweederangs beschouwd als een klein deel van een groots internationaal koor. Het is geen louter politieke kwestie: ook de inhoud en stijl spelen een rol. We beschikken noch over voldoende barbaarse charme, maar zijn noch voldoende geciviliseerd om met het kunstestablishment een conversatie te voeren in diens eigen taal. (…)

ZIJN DEZE FILMS SLECHT OF GOED? DE STATUS VAN DE REGISSEUR ZORGT ERVOOR DAT HET ANTWOORD OP DIE VRAAG ONBELANGRIJK IS.

Maar nu, tegen deze achtergrond, krijgen we te maken met Andrej Zvjagintsev, die Kierkegaard citeert in zijn interviews en in zijn films refereert aan Brueghel en Dürer. Wat inhoud betreft, leverde zijn film ‘The Return’ hem in 2003 een Gouden Leeuw op op het Filmfestival in Venetië. Deze film werd in andere landen als een politiek werk beschouwd (wat zowel de Russische critici als de regisseur zelf in verwarring bracht) en als een soort nostalgische terugblik naar een sterke hand (bv. zijn vader of Stalin) en een analyse van Poetin, die op dat moment nog één groot raadsel was. In esthetische termen leek de film een soort familiaire visuele echo te bevatten van het spectrum van Tarkovsky tot Dürer; iets dat een belletje deed rinkelen.

Na het succes van ‘The Return’ dacht de naïeve auteur dat hij nu geoorloofd was een onafhankelijke artiest te zijn, zijn nationaliteit buiten beschouwing gelaten. In 2007 creëerde hij ‘The Banishment’ — een erg vaag existentieel drama gebaseerd op een kortverhaal van William Saroyan met een Zweedse actrice in de hoofdrol. Het werd koeltjes ontvangen (ondanks een Cannes-prijs voor de hoofdrolspeelster) en als reactie zette Zvjagintsev snel zijn fout recht en besloot om voor zijn volgende drie films op de Russische realiteit te focussen.

The Return
The Return

Gedoemde, complexe artiesten en originele denkers kunnen enkel bestaan in een wereld van banaliteit en normaliteit, waar enige vorm van afwijking vervoert en shockeert – dat is ook waarom horrorfilms in Rusland nooit populair zijn geweest. Een vertegenwoordiger van de anti-wereld moet dit begrip ook aan het publiek kunnen tonen, dat deze anti-wereld niet is bewoond door mensen, maar door de anti-materie, op een sobere manier, zonder creatieve wendingen en met vertrouwde citaten – en dit ‘vanuit Rusland zonder liefde’-ding werd geproduceerd door de gebroeders Dardenne, wiens films steeds weer een nieuwe ongekende hoogte van humanisme bereiken. Het publiek brengt twee uren door, turend in de afgrond, om volledig weggeblazen te worden en terug te gaan naar het licht: het is tegelijk interessant en spannend, en net zo veilig als je Poetin zou vervloeken voor zijn aanvallen op het Gogolcentrum vanop een podium in Parijs.

Zvjagintsev zelf heeft natuurlijk niets te verantwoorden en is in het algemeen verre van een berekend persoon. Maar zijn groeiende bekendheid tijdens de eerste ambstermijn van Poetin lijkt mij geen toeval, en de oppervlakkige analogieën van het publiek van ‘The Return’ bleken correct te zijn, zoals alles wat oppervlakkig is. In mijn verbeelding versmelten Poetin, zijn minister van Cultuur Vladimir Medinskij en Zvjagintsev soms tot één persoon – een liefhebber van schoonheid (elk in hun eigen voorstelling van het woord) die droomt over en spreekt met de hele wereld: een post-sovjetman zonder veel zelfvertrouwen die gewoon op het juiste moment op de juiste plek bleek te zijn, en die daar diep in zijn ziel heel bewust van is. Ze gaan samen: Poetin en Medinskij hebben de anti-wereld gecreëerd en Zvjagintsev beschrijft dat fenomeen in goed uitgekozen Esperanto.

‘Leviathan’, de film van Zvjagintsev uit 2014, veroorzaakte veel ophef voor zijn onverzettelijke weergave van de “Russische realiteit”, ondanks het feit dat het gebaseerd was op een waargebeurd verhaal uit de Verenigde Staten. Deze ambivalentie rond het succes van Zvjagintsev is waarschijnlijk heel goed begrepen, zelfs door zijn grootste fans, die keer op keer proberen om iets te bewijzen tegenover onzichtbare tegenstanders door festivalprijzen of buitenlandse kranten tegen hen te gebruiken. De massahysterie rond deze films maken elke serieuze discussie onmogelijk: enkele jaren geleden waren er twee critici in een publiek van zo’n honderd mensen die Leviathan probeerden te analyseren door citaten van het boek met dezelfde naam te gebruiken (geschreven door Thomas Hobbes) en door clips uit de films van regisseur Sam Peckinpah te tonen. Het publiek realiseerde echter dat de critici niet zo enthousiast waren als zij en begonnen zich meteen te gedragen als figuranten uit ‘The Walking Dead’; ik heb nog nooit zo veel rooddoorlopen, rollende ogen op hetzelfde moment gezien. Zijn deze films slecht of goed? De status van de regisseur zorgt ervoor dat het antwoord op die vraag onbelangrijk is.

Opnames van Leviathan © Non-Stop Production
Opnames van Leviathan © Non-Stop Production

Puur toeval: we hebben Zvjagintsev enkel binnen de context van zijn internationaal succes gekend. Nadat hij bekroond werd met twee Gouden Leeuwen in Venetië (2013) keerde hij naar Rusland terug als een gerenommeerde ster en zelfs als “de nieuwe Tarkovsky”.

Ik heb het gevoel dat de gedreven verdediging van een regisseur, die het in het algemeen goed doet, een poging is om je te vereenzelvigen met een Rusland dat ervan houdt een wettige vertegenwoordiger in de wereld te zijn, en deel uit te maken van een context waar een Gouden Palm wordt uitgereikt in plaats van sancties. We dragen smokings, geen legerlaarzen. We hebben deze dagen maar weinig kansen voor zo’n zelfidentificatie; Zvjagintsev is eigenlijk alles wat we hebben. En zij die hem een verguisd persoon en een russofoob noemen (…) proberen eigenlijk hun zelfvertrouwen op te krikken in hetzelfde internationale veld (door zijn capaciteiten te ontkennen) en door te beweren “dat ze daar geen belang aan hechten”. Ook Olya Povlatsky wil graag haar zegje doen tegen de stad en de wereld.

Zvjagintsev zal in de toekomst wellicht nog pogingen ondernemen om de balalajka achterwege te laten en zich bij de ‘Bergmans’ van de filmwereld te voegen. Het zou echter een pak interessanter zijn om deze Antaios op heroïsche wijze ten strijde te zien trekken tegen het land dat hem droeg.’

Vertaald door Machteld Ryckaert

Lees het volledige artikel in het Russisch op Colta.ru

Bron: 
Vorig artikel Lezen op afspraak
Volgend artikel Nachtasiel van Maxim Gorki in Theater Antigone