Road trip naar Toeva, 4

Jan 28, 2019

Het is niet ver naar Abaza: de laatste stad voor we de republiek Toeva inrijden. Tot Ak-Dovoerak – een 250 kilometer verderop – is er langs de nauwelijks bereden bergweg waarvan we niet weten in welke staat deze zich bevindt, geen enkele menselijke aanwezigheid. Ik vertelde het reeds voorheen. Elk tankstation in Rusland is 24 uur op 24 uur, 7 dagen op 7 bemand. Voordat je je tankbeurt kan aanvatten, dien je de kassabediende te vertellen voor hoeveel roebel je wenst te tanken. Nadat je cash of met de bankkaart hebt betaald, wordt je pomp voor het betaalde bedrag geactiveerd. Hoe kan je met een dergelijk betaalsysteem vol tanken? Iets wat ons met de onvoorspelbare kilometers in het vooruitzicht toch wenselijk lijkt. Voor elk probleem bestaat een oplossing. De kassabediende dient er niet lang over na te denken. Betaal 2000 roebel, tank vol, kom terug naar de kassa en het verschil betaal ik je terug. Zo gezegd, zo gedaan. 

Oksana's voorspelling komt uit. Op die 250 kilometer waarover we – door de barre staat van de weg en door ons regelmatig pauzeren – meer dan vijf uur rijden, passeren of kruisen we welgeteld zeven tankwagens bekleed met een oranje bord met UN-code 1203 (“benzine” vertelt mijn beroepsmisvorming) en twee gewone vrachtwagens. Steeds rijden ze samen in een colonne.

Ak-Dovoerak. Het eerste beeld dat nazindert, is dat van een heftig schaduwboksende man. Hij is te oud om het als haantjesgedrag af te doen. Een andere, nog net ietsjes oudere man, probeert hem te kalmeren. De volgende beelden zijn al even geruststellend. Duidelijk dronken ronddolende mannen.  Een man die ons nochtans vriendelijk toezwaait, rijden we voorbij. Ik wil dat ik (of wij) beslis(sen) met wie we contact leggen. Enkel vrouwen – liefst vergezeld van kinderen – spreek ik aan. De eerste keren is de vraag of er in deze stad een hotel is. De volgende keren hoe daar te geraken.

Het hotel herinnert me aan India. Geen gemeenschappelijk douche, zelfs geen warm water aan de gedeelde lavabo's. Toch bedraagt de prijs de gebruikelijke 1500 roebel per nacht. Wanneer Oksana en ik op het punt staan het hotel te verlaten om, nu het nog klaar is, de stad te voet te verkennen, worden we aangesproken door Oksana. Deze Oksana is de stadsarchitecte van Ak-Dovoerak en bezoekt in deze hoedanigheid het hotel. Ze is heel enthousiast over ons toeristisch bezoek en graag zou ze ons rondgidsen in haar stad. Nu heeft ze weinig tijd maar na het uitwisselen van telefoonnummers spreken we af elkaar later op de avond opnieuw te ontmoeten.

Mensen die aan het werk zijn, daar heb ik wel vertrouwen in. Ik spreek de twee bouwvakkers aan.
“Wat zijn jullie aan het bouwen?” 
“Een boeddhistische tempel. Wat komen jullie hier doen?”
“We zijn toeristen.”
Monden die bijna open vallen van verbazing. Maar ook dat andere – ons allen bekende – gevoel dat  opleeft wanneer we door een toerist worden aangesproken in onze eigen stad. Is het een zekere trots dat je stad toeristen lokt en dus toch iets te betekenen heeft? Is het een verlangen dat jouw habitat een goede indruk nalaat? Is het een gevoel gastheer te zijn en dus zorg te willen dragen voor? De meest mondige raadt ons aan zodra het donker wordt niet meer buiten te komen. Het is hier een gevaarlijke stad!

De nacht begint in te vallen en de goede raad indachtig, zoeken we ons hotel op. Wanneer we het helemaal niet meer verwachten, rinkelt mijn telefoon. Oksana stelt een nachtelijke, gegidste tocht voor.

Tekst en foto's: Lieven Vandenhole

Lees het Dagboek uit Rusland

Vorig artikel De wereld van het Sovjet-kinderboek
Volgend artikel Drie zusters (Tsjechov) – Zuidpool